Fossiele subsidies dragen bij aan de opwarming van het klimaat

Er is de laatste tijd veel te doen over Extinction Rebellion (XR), de protestbeweging die zich sterk maakt voor het afschaffen van fossiele subsidies. Zij bezetten de A12 in Den Haag en hebben recent aangekondigd dat iedere dag om 12.00 uur opnieuw te zullen doen.

Fossiele subsidies zijn belastingmaatregelen die het gebruik van fossiele brandstoffen (kolen, olie, gas) stimuleren of goedkoper maken. Die belastingvoordelen komen vooral terecht bij bedrijven die veel energie verbruiken, zoals de zware industrie. Hoe hoger het energieverbruik, hoe groter het belastingvoordeel. Tweederde van het gasverbruik door nederlandse bedrijven is vrijgesteld van energiebelasting. Het midden- en kleinbedrijf echter kent die voordelen niet. In een deze maand gepubliceerd rapport van drie milieuorganisaties, waaronder Milieudefensie, worden 31 overheidsregelingen onder de loupe genomen, die voordelig zijn voor het gebruik van fossiele brandstoffen. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat de scheepvaart €6,7 miljard en de luchtvaart €2,4 miljard per jaar aan accijnsvrijstelling hebben voor hun brandstofverbruik. Als je alle belastingvoordelen voor het bedrijfsleven bij elkaar optelt, kom je volgens dat rapport uit op gemiddeld €37,5 miljard per jaar. Kort daarna kwam klimaatminister Jetten met de boodschap dat dat bedrag nog hoger ligt: €40 tot €46 miljard.

Zolang we niet stoppen met het verbranden van fossiele brandstoffen, blijft het klimaat opwarmen en worden hittegolven frequenter en intenser. Het afbouwen van fossiele subsidies zorgt voor een vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen, wat noodzakelijk is om de klimaatdoelstellingen te halen. De overheid beloofde in 2016 om in 2025 de fossiele subsidies beëindigd te hebben, maar heeft daar totnutoe weinig aan gedaan. Het rapport bepleit dat de overheid een plan maakt voor de snelle afbouw van fossiele subsidies. Dat moet rechtvaardig gebeuren, waarmee wordt bedoeld, dat de vrijgekomen middelen worden gebruikt voor versnelling van de verduurzaming en ondersteuning van kwetsbare groepen. Want dat is de tegenstrijdigheid die op dit moment in het overheidsbeleid zit: enerzijds CO2-uitstoot willen terugdringen om klimaatdoelen te halen, anderzijds grootverbruikers van fossiele brandstof stimuleren om CO2 te blijven uitstoten. Dat is niet uit te leggen. Minister Jetten heeft nu aangekondigd een begin te zullen maken met afbouwen.

Duurzaam ondernemen heeft voor grote bedrijven nog geen prioriteit

De aandacht die grote ondernemingen besteden aan duurzaamheidsmaatregelen neemt wel toe, maar de resultaten stellen nog niet veel voor.

Dit blijkt uit een recent verschenen onderzoeksrapport van drie internationale adviesbureaus voor grote ondernemingen. Er werden voor dat onderzoek 879 leden van raden van bestuur uit 25 landen en 19 sectoren geënqueteerd, en er werd gesproken met zo’n 200 directeuren van ondernemingen in steden over de hele wereld. Tweederde van de ondervraagden, zo bleek uit het onderzoek, is van mening, dat klimaatverandering en de risico’s die dat meebrengt weinig of geen gevolgen heeft voor de omzet of de winst. Slechts 10% gelooft dat de effecten van klimaatverandering op den duur een negative invloed zal hebben op de financiële resultaten van het bedrijf.

Ondanks de hogere verwachtingen die de samenleving heeft van bedrijven, voelen de meeste bedrijven geen financiële druk om actie te ondernemen op het gebied van duurzaamheid. De aandacht van de raden van bestuur gaat als vanouds primair uit naar toezicht houden op de financiën, risico’s beheersen en selecteren van de bedrijfsleiding. Duurzaamheid komt daar als aandachtsgebied nog eens bovenop, en er zijn al genoeg andere uitdagingen, zoals de opkomst van AI en wereldwijde ontwikkelingen zoals de oorlog in Oekraïne. Duurzaamheid krijgt vooral aandacht door druk van buiten: aandeelhouders, actievoerders, wetgeving. En dan nog blijft het vaak bij ontwijkend gedrag, of wordt alleen het minimaal vereiste gedaan.

Een grote meerderheid van de bestuursleden laat weten, dat hun bestuur een goed begrip heeft van de strategische kansen en bedreigingen die duurzaamheid met zich meebrengt. Maar slechts 29% van hen zegt zich deskundig genoeg te vinden om duurzaamheidsmaatregelen aan de orde te stellen of te monitoren. En de helft van de ondervraagden gaf aan, dat ervaring hebben met duurzaamheid niet of nauwelijks een rol speelt bij de selectie van bestuursleden.

Er is dus werk aan de winkel. Aandeelhouders, raden van bestuur en managers van grote ondernemingen doen er goed aan meer te investeren in kennis en ervaring over duurzaamheid en in maatregelen die hun bedrijven verduurzamen. En de overheid kan niet volstaan met stimuleren, die zal ook met wettelijke maatregelen moeten komen.

Wij leven op te grote voet

Bron: footprintnetwork.org

De wereldbevolking verbruikt meer natuurlijke hulpbronnen dan de planeet kan leveren. Dat gaat een keer fout.

De ecologische voetafdruk berekent hoeveel biologisch productief gebied nodig is om de hulpbronnen te produceren die de bevolking nodig heeft en om de CO2-uitstoot van de mensheid te absorberen. Wanneer de vraag van de wereldbevolking naar hulpbronnen groter is dat wat de aarde aan hulpbronnen kan opbrengen, is er sprake van “overshoot”. Deze term wordt gehanteerd door het Global Footprint Network, een organisatie die ijvert voor het duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van onze planeet. Zij wijzen erop, dat wij de natuurlijke hulpbronnen sneller verbruiken dan de aarde ze kan regenereren. De organisatie laat jaarlijks weten op welke datum we de grens zullen overschrijden. Dit jaar valt “Earth Overshoot Day” op 2 augustus. We hebben dan wereldwijd al opgebruikt wat de aarde in 2023 voor ons kan opbrengen en aan CO2-uitstoot kan verwerken. De rest van het jaar leven we op de pof. We plegen de laatste vijf maanden van het jaar roofbouw op onze eigen toekomst.

Dat is niet nieuw. Wij leven al ongeveer een halve eeuw op te grote voet. In 1971 viel Earth Overshoot Day in de laatste week van december, in 2000 viel die dag op 1 oktober, in 2010 op 6 augustus. De datum komt dus steeds vroeger te liggen. De laatste jaren vlakt de neerwaartse trend af, maar het is nog steeds zorgelijk. Hoe lang we dit nog kunnen volhouden weet denk ik niemand, maar één ding kun je op je vingers natellen: dit gaat een keer helemaal mis als we er niets aan doen.

We leven nog steeds met het idee dat de economie moet groeien. Als de economie krimpt of te weinig groeit, zien we dat als probleem en worden maatregelen genomen om de groei weer op gang te helpen. Maar groei betekent een toename van productie en consumptie, en daarmee van het gebruik van grondstoffen en een toename van de CO2-uitstoot. Dat kunnen we ons niet langer permitteren. Het wordt hoog tijd dat we meer oog gaan krijgen voor de grenzen aan de groei. Ook toekomstige generaties moeten welvarend kunnen leven van wat de aarde hen te bieden heeft.

Komen er windmolens in Voorschoten?

Er zijn bedrijven die overwegen om met behulp van windmolens in hun energiebehoefte te voozien. Is dat een goed idee?

Eén van de bedrijven in de Dobbewijk heeft enige tijd geleden bij de gemeente een aanvraag ingediend voor de bouw van een windturbine. Het is nog maar zeer de vraag of deze “aanvraag omgevingsvergunning” zal worden goedgekeurd. De buurtvereniging Recht door Recht Dobbewijk heeft in januari beargumenteerd aan de gemeente laten weten dat de gevraagde vergunning niet verleend moet worden. De gemeente heeft de aanvrager in overweging gegeven de aanvraag in te trekken en eerst nog met de buurt in gesprek te gaan.

Windmolens zijn bij veel mensen niet populair. Elders in het land zijn op diverse plaatsen door inwoners acties gevoerd tegen de komst van windmolens. Is het nu zo dat mensen wel begrip hebben voor de energietransitie, maar niet geconfronteerd willen worden met windmolens in hun buurt? Alles goed en wel, maar “not in my back yard”? Is dat niet egoïstisch? Ik denk dat de weerstanden niet primair worden gevoed door egoïsme. Mensen zijn gehecht aan hun leefomgeving: hun dorp, hun wijk, hun buurt. Ze voelen er zich thuis. Als er sprake is van een majeure verandering vlakbij, is weerstand als eerste reactie eigenlijk heel logisch. Ze vragen zich terecht af wat de komst van windmolens in de buurt betekent: blijft het hier leuk om te wonen? Verdwijnt mijn mooie uitzicht? Maken die dingen geen lawaai? Kan het echt niet ergens anders?

De aanvraag uit de Dobbewijk heeft geleid tot de vraag naar gemeentelijk beleid op het gebied van windenergie. Dat is er nu niet en dat zou er moeten komen. Waar mogen windmolens wel en waar niet worden gebouwd, hoeveel, op hoeveel afstand van woningen, hoe hoog mogen ze zijn, hoeveel geluid mogen ze maken. Mag een bedrijf een windmolen plaatsen om in de eigen energiebehoefte te voorzien? Mogen alle bedrijven dat? Zijn er geen alternatieven, zoals zonnepanelen?

En inwoners hebben er recht op geinformeerd te worden over het waarom van windmolens in hun wijk, wat de effecten zijn op hun woonomgeving. En dat graag zo eerlijk mogelijk, en in een vroegtijdig stadium. Wat altijd tot weerstand leidt is als mensen worden overvallen.