Een ander Voorschoten?

Deltaplein Voorschoten

Moet Voorschoten veranderen? Het is toch een mooi dorp. Waarom laten we het niet zoals het nu is? Kán Voorschoten wel veranderen? Misschien verandert het wel vanzelf, zonder dat wij er iets aan doen. Het is beide denk ik. Veranderingen in de samenleving gaan niet aan ons dorp voorbij, maar wij doen er goed aan actief op die veranderingen in te spelen en ze in goede banen te leiden. Alles op zijn beloop laten is nooit een goed idee.

Het gemeentebestuur werkt aan een economische agenda. Eén van de ambities is om de komende jaren het centrum van het dorp te versterken. In dat verband heeft de gemeente aan extern bureau Blaauwberg gevraagd hierover een aantal ideeën aan te dragen. Het werkdocument dat Blaauwberg hierover heeft uitgebracht bevat een aantal interessante waarnemingen en aanbevelingen. Reden om er in dit themanummer van Impressie bij stil te staan.

Ons dorp is, zoals bekend, een woongemeente. Veel inwoners komen van origine elders vandaan en werken ook buiten het dorp, vooral in Den Haag en Leiden. Er wonen hier veel babyboomers met veel koopkracht. We hebben een kleine economie, die vooral gericht is op de verzorging van de eigen inwoners. In het ideale geval zou het aantal arbeidsplaatsen per 100 leden van de beroepsbevolking tussen de 90 en de 110 moeten liggen; in Voorschoten is dat 51. Weinig dynamiek dus en weinig ruimte voor bedrijven.

Maar er komen nieuwe generaties aan. De babyboomers verdwijnen, en daarmee verdwijnen ook hun culturele waarden: de ruimtelijke scheiding tussen wonen, werken en recreëren, overwegend nederlandstalig, veelal in loondienst (geweest) met een CAO en uitzicht op een pensioen, of al gepensioneerd. De nieuwe generaties zijn pluriformer: wonend in appartementen met goede voorzieningen in de buurt, mengvormen van wonen en werken, meer ondernemers en zelfstandigen, meer beleggen en sparen, meer talen, minder zekerheid en struktuur, meer nadruk op zelfrealisatie en ontplooiing. In de nabije toekomst zal een kwart van de beroepsbevolking als zelfstandige of als micro-ondernemer zijn brood verdienen, vanuit huis, bedrijfsverzamelgebouwen of buurtvoorzieningen.

Als woonwijken meer werkplekken krijgen, meer winkels en meer groen, is het centrum niet langer de enige plek voor winkels en horeca. Een dorpscentrum met nieuwe woonvormen (‘urban living’), nieuwe winkels en markten, ontmoetingsplekken en evenementen, kan als gangmaker fungeren voor een transformatie van het hele dorp.

Als de gemeente deze transitie actief wil bevorderen, moet zij in het beleid geleidelijk rekening gaan houden met het perspectief van de nieuwkomers in het dorp: meer werkplekken in de wijken, hier en daar ondersteunende horeca, nieuwe retail (persoonlijke verzorging bijvoorbeeld), een actief gebruik van de openbare ruimte en meer gevarieerde woningbouw en woontypes door elkaar. Tevens moet voorkomen worden dat het centrum van het dorp leegloopt, dat moet juist een voorbeeldfunctie krijgen voor de vernieuwing van het dorp. Daartoe zouden ondernemingen met een wijkoverstijgende functie, zoals specialistische winkels, kantoren, welnessformules, cultuur e.d. uitgenodigd moeten worden zich in het centrum te vestigen.

Overigens wordt de komst van nieuwkomers bemoeilijkt door de huidige woningprijzen. Wat daarbij helpt is appartementen voor senioren in het centrum bouwen, zodat de senioren het centrum als een verlengde huiskamer gebruiken en zij huizen achterlaten die kunnen worden aangepast aan de wensen van nieuwkomers (woon-werk-combinaties e.d.).

In de retail (d.i. rechtstreeks goederen en diensten verkopen aan individuele consumenten) zie je de laatste jaren twee trends. Ten eerste zie je steeds meer aanbod van welness, yoga, sportscholen, ambachten, kringloopwinkels, repairshops, massagesalons e.d. Stedelijke consumenten kopen minder spullen en meer comfort, activiteit en beweging. Hun omgeving is niet meer een winkelgebied, maar een verlengde huiskamer met semi-huiselijke voorzieningen. Ook de horeca verandert: afhaalbuffetten met zitgelegenheid, speciale koffiezaken, bakkerijen met een zithoek. De tweede trend is deconcentratie: dat winkels en horeca in een cluster bij elkaar moeten zijn gevestigd, wordt losgelaten.

De horeca in het centrum van Voorschoten is vrij bescheiden, in vergelijking met andere soortgelijke plaatsen. Er zijn goede redenen om de horeca in het centrum uit te breiden: het past bij de demografische verandering van het dorp, het past ook bij de ambitie om de economische basis van het dorp te versterken, en bij het appèl dat de gemeente wil doen op jonge ondernemers. Bij meer horeca moeten we niet denken aan meer uitgaanscentra en meer alcoholgebruik en muziek, maar aan het creëren van een pluriforme en uitnodigende ongeving met veel ondersteunende horeca en met een diversiteit aan meer gespecialiseerde zaken.

Als je de functie van het centrum van Voorschoten wil verrijken, en dat is wat het gemeentebestuur wil, dan moeten daarvoor een aantal beleidsinstrumenten worden ingezet. De adviezen van bureau Blaauwberg gaan daarbij uit van de volgende gedachte: omdat de veranderingen in de retail en in de demografie van Voorschoten zo snel gaan, heeft het geen zin vanuit de gemeente zoveel mogelijk te plannen en te sturen, maar moet de gemeente vooral het goede soort ondernemerschap uitlokken en verwelkomen. Geen stand-alone ondernemers die alleen uit zijn op eigen omzet, maar ondernemers die willen bijdragen aan de vernieuwing van het dorp, oog hebben voor de multifunctionaliteit van het centrum en bereid zijn om samen te werken met andere retailers, met andere sectoren, met de inwoners en met de gemeente. Ondernemers dus die ervan uitgaan dat een vitale omgeving ook goed is voor hun eigen rendement.

Welke instrumenten zetten we daarvoor in? Ik noem hier uit het document van Blaauwberg twee instrumenten: centrummanagement en de Omgevingswet.

Centrummanagement is een vorm van samenwerking tussen de gemeente, vastgoedeigenaren en winkeliers. In een lichte vorm is het een vrijwillig overleg tussen deze partijen, om standpunten en belangen uit te wisselen. Maar het is ook denkbaar, en daarvan bestaan in de praktijk ook voorbeelden, dat ondernemers een eigen organisatie met een eigen agenda hebben, en de menskracht en het geld om die agenda uit te voeren. Zo’n ondernemers-organisatie kan een aanpak ontwikkelen voor uitstalling, terrassen, openingstijden, het schoonhouden van de omgeving, een evenementen-kalender e.d. Maar ze kan ook nog een stap verder gaan en een visie ontwikkelen over het bestrijden van leegstand, het aantrekken van nieuwe ondernemers, verduurzaming, kennisontwikkeling en het organiseren van trainingen. En uiteraard lobbyen bij de gemeente. Hoe pro-actiever en creatiever het centrummanagement namens de ondernemers is, hoe beter de gemeente haar taak: het creëren van de randvoorwaarden, kan invullen. Wat hierbij kan helpen is professionele ondersteuning door een centrummanager. Deze onderhoudt contacten met de ondernemers, kent hun problemen en ambities, stelt een plan voor het centrummanagement op en organiseert de belangenbehartiging van de ondernemers bij de gemeente.

Dit concept van het centrum-management past volledig in de filosofie van de Omgevingswet, die volgend jaar van kracht wordt. Deze wet biedt gebruikers van de ruimte de mogelijkheid om hun eigen visie, ambities en initiatieven naar voren te brengen en die te toetsen aan de wensen van de gemeenschap. Waar het voorheen ging om het toekennen van functies aan gebieden in bestemmingsplannen, gaat het in de toekomst meer om het opstellen van een gezamenlijke agenda die de gebruikers in staat stelt zich een beeld te vormen van wat de gemeenschap wil. De gemeente krijgt in deze opzet eveneens een andere rol: niet langer bepalen wat wel en niet mag, maar bewaken van de kwaliteit.

Dat laatste is allemaal makkelijker gezegd dan gedaan. Alle betrokken partijen zullen moeten leren om op deze nieuwe manier met het inrichten van de omgeving om te gaan. Wat ik al zei: op zijn beloop laten is nooit een goed idee.