In heb mijn jeugd in Arnhem doorgebracht. Twee jaar geleden, toen ik daar al lange tijd niet meer was geweest, heb ik de stad opnieuw bezocht. Om oude herinneringen op te halen. Het viel me meteen op dat de stad veel groener was geworden. Tussen 2020 en 2023 is het aantal bomen in Arnhem met 10% toegenomen. Het gemeentebestuur heeft daarbij de norm voor groene steden gehanteerd: 3-30-300. Die norm houdt in, dat iedereen vanuit zijn raam minstens 3 bomen moet kunnen zien, dat iedere wijk voor minstens 30% onder bladerdek moet liggen, en dat ieder huis niet meer dan 300m verwijderd mag zijn van een park of stadsbos. De bedenker van deze norm, de stadsecoloog Cecil Konijnendijk, is er de afgelopen jaren beroemd mee geworden tot ver buiten onze landsgrenzen. De norm is wereldwijd bekend geworden onder stadsplanners en maakt deel uit van het beleid in honderden steden over de hele wereld. Over het succes van zijn groene-steden-norm zegt Konijnendijk, dat de stelregel weliswaar door veel wetenschappelijk bewijs wordt gesteund, maar dat het belangrijkste de communicatiekracht is. Het is een eenvoudige stelregel, die iedereen kan snappen.
Dat het vergroenen van stedelijke gebieden steeds meer aandacht krijgt is een goede ontwikkeling. Vroeger werden bomen gezien als louter versiering, om het aanzien van de stad wat te verfraaien. Tegenwoordig weten we beter. Bomen brengen verkoeling op warme dagen, ze slaan CO2 op, ze vormen de leefwereld van veel dieren, houden het grondwater vast, en maken de leefomgeving mooier. Bomen spelen een essentiƫle rol bij het aanpassen aan de klimaatverandering. Maar steden zijn niet altijd berekend op meer bomen. Er is niet altijd plek, niet elke boomsoort past in elk type bodem, en er liggen overal rioolbuizen, leidingen en kabels. En dan hebben ze ook nog tijd nodig om te groeien. De steden vergroenen is hard nodig, maar ook werk van lange adem.