Warmtenet of niet?

We gaan allemaal van het gas af, dat is bekend. In 2050 moet dat gebeurd zijn. En er wordt al een tijd gewerkt aan de beschikbaarheid van alternatieve warmtebronnen. Een van de mogelijkheden is de aanleg van een warmtenet. In Zuid-Holland legt de Gasunie een ondergrondse leiding aan, Warmtelinq, waarmee restwarmte uit het havengebied van Rotterdam door de regio wordt getransporteerd om huizen en bedrijven in Zuid-Holland te verwarmen. De planning is dat eind 2025 via dit warmtenet warmte aan Den Haag kan worden geleverd, en in 2027, via een aftakking in Rijswijk, ook aan Leiden. En het is ook mogelijk nog meer aftakkingen te maken, zodat ook gemeenten als Oegstgeest, Leiderdorp, Zoeterwoude, Katwijk en Voorschoten van een warmtenet gebruik kunnen maken. Ons gemeentebestuur wil hierover voor de zomer een beslissing nemen.

Ik zeg: doen. Voorschoten moet gebruik maken van het warmtenet. Er is nog veel onduidelijk, niet in de laatste plaats over de kosten voor de huishoudens. Daarover is de laatste tijd steeds meer discussie in het land ontstaan. Het is wettelijk vastgelegd, dat consumenten die gebruik maken van een warmtenet niet meer hoeven te betalen dan mensen met een gasaansluiting. Maar toen de gasprijzen stegen, steeg ook het maximumtarief voor warmtenetaansluitingen. En dat leidt tot onbegrip: waarom moet je alsmaar hogere prijzen voor je warmte betalen, als je al van het gas af bent? Er wordt gewerkt aan het loslaten van de koppeling aan de gasprijs, maar hoe dat voor de kosten voor de huishoudens gaat uitpakken is nu nog onbekend. Het gebruik van warmte moet voor iedereen betaalbaar blijven. Het kabinet moet met een oplossing komen die de prijs van warmte voor de huishoudens en bedrijven binnen de perken houdt.

Ondanks de vele vragen die nog leven denk ik, dat we het ons niet kunnen permitteren om ons dorp niet op het warmtenet aan te sluiten. De energietransitie moet met een mix van maatregelen worden doorgevoerd, zoals minder energie gebruiken, omschakelen op andere apparatuur, zonnepanelen, windmolens, en ook een warmtenet. Hoe meer huishoudens van een warmtenet gebruik maken, hoe beter de kosten beheerst kunnen worden. Zonder warmtenet gaan we veel meer electriciteit gebruiken (o.a. met warmtepompen), terwijl het electriciteitsnet ook zijn beperkingen heeft.

Betere bescherming van natuurgebieden dringend nodig

In Natura 2000-gebieden worden dieren, planten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd om de biodiversiteit te behouden. Alle EU-lidstaten hebben Natura 2000-gebieden aangewezen. In Nederland zijn dat er 162. 

Die gebieden zijn geselecteerd op grond van de aanwezigheid van planten- en diersoorten die bescherming nodig hebben. Belangrijk hierin is de bescherming tegen teveel stikstof. Stikstofoxiden worden voornamelijk uitgestoten door verkeer en industrie, en ammoniak komt grotendeels vrij door veeteelt. Die stikstofverbindingen verspreiden zich door de lucht en komen terecht in de bodem van natuurgebieden. Plantensoorten die niet tegen teveel stikstof kunnen verdwijnen, en daarmee ook de dieren die daarvan leven. En zo neemt de biodiversiteit af.

Net als de andere europese landen moet ook Nederland zich inspannen om de kwaliteit van natuurgebieden op peil te brengen en te houden. Het zijn vooral de provincies en ook Rijkswaterstaat die hier een taak in hebben. De provincies hebben natuurdoelanalyses opgesteld waarin zij per stikstofgevoelig Natura 2000-gebied laten zien of de natuurdoelen met de huidige maatregelen worden gehaald, of dat er meer nodig is voor natuurherstel. De Ecologische Autoriteit, een instelling van de minister voor Natuur en Stikstof, toetst of de provincies voor hun natuurbeschermingsplannen de juiste ecologische informatie gebruiken.

Deze autoriteit heeft vorige maand een advies uitgebracht over de stand van zaken. Hij heeft 70 van de 130 natuurdoelanalyses van de provincies bekeken en geconcludeerd dat het nog niet goed gaat. Weliswaar is de afgelopen jaren het nodige gedaan aan natuurbeheer in de natuurgebieden, maar het is niet genoeg om de natuurdoelen te halen. Veel Natura 2000-gebieden zijn verslechterd. Ook heeft Nederland sinds de natuur beschermd is te weinig gedaan om goed in beeld te krijgen hoe de natuur ervoor staat. Zoals een woordvoerder het verwoordde: “Nederland heeft jarenlang zijn verantwoordelijkheid niet genomen voor onze eigen natuur, die we nota bene zelf hebben aangewezen voor bescherming. We hebben ons als land geen goed rentmeester betoond. We zullen vanaf nu alle zeilen moeten bijzetten om de natuurdoelen alsnog te kunnen halen. Dan ontstaat ook weer ruimte om vergunningen af te geven voor economische ontwikkelingen”. De belangrijkste oplossingen voor natuurherstel zijn maatregelen die de stikstofbelasting in de gebieden omlaag brengen en de waterhuishouding verbeteren. De analyses laten zien dat daarvoor ook naar de omgeving gekeken moet worden.

Kan ik er wat aan doen?

Lezers van deze column zeggen mij wel eens: je schrijft regelmatig over wat er mis gaat, met de CO2-uitstoot, de waterkwaliteit,  de biodiversiteit, de verzuring van de oceanen, de uitputting van onze grondstoffen. En je vraagt je af of we de klimaatdoelen wel zullen halen. Dat is allemaal treurig nieuws. Schrijf ook eens over wat wij zelf kunnen doen om klimaatverandering tegen te gaan of biodiversiteit te bevorderen.

Het is waar: we kunnen zelf ook het nodige doen aan de duurzaamheid in onze leefomgeving. Minder of geen vlees en zuivelprodukten, niet meer vliegen, minder autogebruik, een waterton in de tuin, afval scheiden, om maar een paar voorbeelden te noemen. En het is mooi om te zien dat er in ons dorp de afgelopen jaren door groepjes inwoners allerlei initiatieven zijn genomen. Zo zijn op enkele plekken bewoners overgegaan tot gezamenlijk investeren in zonnepanelen of in een alternatief voor gasverwarming. Een gemeenschappelijke buurtmoestuin op een onbenut stukje grond is ook al gesignaleerd. Er is ook steeds meer aandacht voor hergebruik van spullen. Zo bestaat er een kleding-ketting, waaraan ruim vijftig vrouwen deelnemen die hun kleding met elkaar ruilen. Ik zie her en der boekenkastjes langs de stoeprand of in de voortuin, en in het centrum is een repaircafé. Al die initiatieven spreken mij aan. We hebben kringloopwinkels in het dorp gehad, hopelijk komen die weer terug.

Maar daar redden we het niet mee. Er moet veel meer gebeuren. Ook het bedrijfsleven moet aktief meedoen. Er zijn al wel bedrijven, en hun aantal neemt toe, die serieus werk maken van duurzaamheid. Maar bij met name de grote bedrijven worden nog nauwelijks resultaten geboekt en laat ook de deskundigheid op dit gebied te wensen over. Ik denk ook, dat de overheid het bij de bevordering van de duurzaamheid over een andere boeg moet gooien. Nu worden veelal afspraken met het bedrijfsleven en maatschappelijke partners gemaakt op vrijwillige basis, om zo partijen in de samenleving te stimuleren. Maar vrijwillig is in de praktijk vaak vrijblijvend. Om betere resultaten te bereiken moet de overheid ook dwingende maatregelen nemen. Die zijn niet populair, maar zonder dwang schiet het niet op.

Klimaatverandering kan risico’s meebrengen voor woningeigenaren

Door de klimaatverandering ontstaan vaker extreme weersomstandigheden, zoals hevige regen en periodes van droogte en hitte. Dit kan leiden tot overstromingen en aantasting van funderingen van huizen. Volgens de Autoriteit Financiële Markten (AFM) kunnen deze risico’s grote financiële gevolgen hebben voor woningeigenaren.

Risico’s in de vorm van schadeposten, maar ook van een lagere marktwaarde van woningen. Dit schrijft de AFM in haar rapport “Inprijzen klimaatrisico’s op de woningmarkt”. Funderingsschade is niet te verzekeren, en overstromingsschade meestal ook niet. Kosten voor het verhelpen van dergelijke schade moet dus door de woningeigenaren zelf gedragen worden. Het is van belang, aldus het AFM-rapport, dat woningprijzen deze risico’s weerspiegelen.

Funderings- en overstromingsrisico’s zijn niet ingeprijsd, d.w.z. ze maken geen deel uit van de waardebepaling van woningen. Redenen: kopers staan er niet bij stil, verkopers zijn niet verplicht hier informatie over te geven, en er zijn vaak geen betrouwbare gegevens over de risico’s beschikbaar. Als met die risico’s geen rekening wordt gehouden, betaalt de koper mogelijk te veel voor de woning en is de leensom wellicht te hoog. Als de risico’s later bekend worden, kan de waarde van de woning dalen, en daarme het vermogen van de koper. Ook kan het gebeuren, dat de huiseigenaar het herstellen van ontstane schade niet kan betalen, en dan moet het huis wellicht met verlies verkocht worden.

De AFM pleit voor het inprijzen van de risico’s. Daarmee wordt de woonprijs reëler en wordt de eigenaar niet plotseling met een grote waardedaling van het huis geconfronteerd. Bovendien, als je je huis verkoopt nadat je lange tijd eigenaar bent geweest, dan zal de opgebouwde prijsstijging over de afgelopen jaren meer zijn dan de prijscorrectie door ontstane schade. En funderings- en overstromingsrisico’s worden met de jaren alleen maar groter.

Deze risico’s moeten dan ook deel gaan uitmaken van het woningkooptraject. Informatie hierover zou van meet af aan bekend moeten zijn bij woningkopers, zodat ze weloverwogen kunnen beslissen over de koop. Daarnaast moeten, aldus de AFM, kopers genoeg financieringsruimte hebben voor investeringen om klimaatrisico’s te verkleinen of schade te herstellen. Hiervoor is nodig dat er op een consistente manier rekening wordt gehouden met deze kosten bij het vaststellen van het maximale hypotheekbedrag.